Dit boek is geschreven door Milou van Rossum, modejournalist bij het NRC. Het boek schets een beeld van de Nederlandse mode over de afgelopen 50 jaar en is een mix van confectie kleding en van designers. De kleding staat centraal en niet de designer, de kleding wordt dan ook uitvoerig beschreven en het boek is geïllustreerd met moderne bewerkte afbeeldingen. Dat Milou ook haar persoonlijke voorkeur voor de gekozen items mee heeft laten wegen, maakt het boek lekker leesbaar. Het boek zit boordevol weetjes en feiten over de gekozen kleding-items. Lees ook het interview met Milou uit editie 40. ISBN: 9789044536300
Milou is een echte storyteller. Ze lijkt wel een wandelende encyclopedie, moeiteloos schudt ze de verhalen uit haar mouw als ze enthousiast enkele afbeeldingen uit haar boek laat zien. “Het oudste item is van Sophie van Kleef, iets uit haar boetiek uit de vroege periode. Ik wilde iets met een sixties gevoel en uiteindelijk is het dit pak geworden dat ook door zangeres Cher is gekocht. Het is een pak van batikstof met wijde pijpen en een top met blote buik, door Van Kleef ontworpen. En weet je dat Sophie het onderwerp was van het liedje ‘Zij dronk ranja met een rietje, mijn Sophietje'. Een ander super leuk verhaal gaat over het broekpak van Dick Holthuis, gedragen door Mies Bouwman. Mies vertelde mij dat zij iets nodig had voor haar televisieoptreden en dat Holthuis haar ‘in dat broekpak had gepraat’. Beiden hadden nooit kunnen vermoeden dat Mies hiermee het kleedgedrag van de Nederlandse vrouw enorm heeft beïnvloed. Mies vertelde mij dat zij daags na de uitzending veel brieven ontving met vragen over dat bewuste pak.” De afbeeldingen in het boek zijn door Daan Brand bewerkt en hebben daardoor een eigentijdse look en feel gekregen.
Waarom dit boek? “Ik schrijf al vijfentwintig jaar over mode en tijdens een gesprek met de uitgever kwamen we op het idee om een overall beeld te schetsen van de Nederlandse mode over de afgelopen vijftig jaar. Nog nooit is er een boek geschreven over gewone kleding zoals de onderbroeken van de HEMA tot aan de rubberlaarzen van Super Trash. Ik wil een divers beeld van de mode geven met een mix van kleding uit de confectie en van designers. Het kledingstuk staat centraal en niet de designer. Er staan kledingstukken in waarvan er miljoenen zijn gemaakt en stukken die nooit zijn geproduceerd. Dit boek is geen encyclopedie en daardoor niet volledig en is deels een persoonlijke keuze. Er zijn ongetwijfeld stukken waarvan mensen zullen zeggen hè, waarom staat dat er niet in. Van veel dingen die ik wel had willen opnemen in het boek is gewoon geen beeld of informatie meer te vinden. Het uitgangspunt bij het schrijven van dit boek was het moment waarop de moderne Nederlandse mode is ontstaan. Voor mij is dat het jaar 1965, toen verscheen in Nederland de eerste Avenue en openden de eerste boetieks. Dat het tevens mijn geboortejaar is, is een grappige bijkomstigheid. In de jaren zestig ontwikkelden Nederlandse designers hun eigen stijl. Frans molenaar was de eerste Nederlandse couturier met een echt eigen stijl.”
Criteria: “Bij het selecteren van de kledingitems hebben diverse afwegingen een rol gespeeld. Maar een criterium waar alle kledingstukken aan voldoen is dat het kledingstuk in Nederland of door een Nederlander in het buitenland is ontworpen. Lucas Ossendrijver van Lanvin is daar een mooi voorbeeld van. Sinds 2006 is hij de hoofdontwerper voor de mannenlijn. Ik heb voor een kledingstuk gekozen uit 2010 omdat dat het moment was dat hij ook echt doorbrak. Zijn stijl is de fraaie combinatie van sport en elegantie en hij heeft een heel eigen, veel nagevolgd kleurgebruik. Het zwarte ‘sollicitatiepak’ van Vanilia is een fenomeen. Vorig jaar had ik een rubriek waarin ik samen met een fotograaf bijzonder geklede mensen portretteerde en een van de geportretteerden vertelde dat toen ze afgestudeerde, zo’n pak van haar moeder had gekregen. Ook bij een ander verhaal dat ik schreef dook dat pak van Vanilia weer op. Bovendien zijn er niet zoveel merken die de werkende vrouw bedienen en Vanilia heeft zich daar echt in gespecialiseerd. Er staan een aantal kledingstukken in het boek waaraan ik een persoonlijke herinnering heb. Ik weet nog goed dat ik in de Avenue een jas zag van Mac & Maggie, die moest ik gewoon hebben! Het verhaal over die jas geeft ook weer hoe Mac & Maggie in staat was fashion te vertalen naar draagbare items voor het grote publiek. De tijdreis die ik heb gemaakt voor dit boek laat zien dat een kledingstuk de afspiegeling is van een bepaalde tijd. Het zelfmaakpak van Nico Verhey stond in die tijd in Viva en dat heb ik toen inderdaad zelf gemaakt. Zelfmaakmode van een designer was ideaal als je niet zo veel geld had, maar die rubriek stopte toen H&M groot werd in Nederland. De jas in de vorm van een paard uit 2000 van Keupr/VenBentm (Michiel Keuper en Francisco van Benthum) symboliseert een bijzonder moment voor de Nederlandse mode. Nederland stond toen internationaal in de belangstelling, de Amerikaanse Vogue schreef een stuk over het duo. De jas is aangekocht door het Centraal Museum. Dat geldt ook voor het jasje met de zes mouwen van Niels Klavers (1998). Dit jasje werd een soort symbool voor alles wat er op creatief modegebied gebeurde.”
Wat is de ontwikkeling van de NL mode? “Het begint in de jaren zestig met het ontstaan van de kledingboetieks en verandering in de jeugdcultuur. De jaren zeventig en tachtig typeren zich door de opkomst van de grote confectiemerken zoals Sandwich, echt een moment dat er nog veel geld verdiend werd in de mode. Eind jaren tachtig, begin negentig begint de emancipatie van het Nederlandse design en de opkomst van de jeanscultuur met een merk als Blue Blood. Dit merk bestaat weliswaar niet meer, maar denim als luxe product is een belangrijke beweging geweest. Een designer als Daryl van Wouw vertegenwoordigt de ontwikkeling van streetwear. Momenteel zie je een verschuiving naar mode die met respect voor de natuur en mens is gemaakt. Daarvoor heb ik de paperbag gekozen van MyoMy en de Sheltersuit (een combinatie van een jas en slaapzak) die daklozen beschermt tegen kou en regen. Als je het boek doorbladert, zie je duidelijke golfbewegingen. Ik heb dat niet van tevoren zo bedacht, maar nu het boek af is zie ik wel de rode draad. Iets anders wat opvalt is dat merken die typerend zijn voor Nederland in rap tempo verdwijnen. Toen ik bijna aan mijn schrijfdeadline zat ging Cora Kemperman failliet en onlangs viel ook voor Gaastra het doek en nu, as we speak, las ik dat Laundry Industry bezig is met een crowfundingproject. Lokale mode is snel aan het verdwijnen, zeker in het middensegment. Het wordt bijna een boek over merken die niet meer bestaan. Op dit moment vindt een enorme kaalslag plaats en dat is natuurlijk ontzettend jammer.”
Typisch Nederlands: “Het grote cliché is dat Nederlanders kiezen voor praktisch en kleding gemakkelijk moet zijn voor op de fiets, maar met een designerrok kun je ook op de fiets. Er is een groep designers die kiezen voor praktisch met de legging, jeans en jack, maar je hebt ook een experimentele ‘school’ zoals Alexander van Slobbe en Keupr/VanBentm. Ook dat is Nederland, mode heeft veel gezichten. Vanuit de kunstfondsen is in de jaren tachtig veel geïnvesteerd in mode. Hierdoor kregen designers de kans op een onderzoekende manier met mode bezig te zijn. Wat is mode en wanneer is het kunst? Ook dat is een kant van mode en mede daardoor is Fashion Week Nederland ontstaan en heeft bewustzijn gebracht over onze eigen modecultuur.”
Conclusie? “Je kunt meerdere conclusies trekken na het lezen van dit boek. Vast staat dat op het gebied en de ontwikkeling van Nederlandse mode heel veel is gebeurd en dat we daar trots op kunnen zijn. Mode is per definitie tijdelijk en dat blijkt wel uit het feit dat een groot deel van de merken in dit boek niet meer bestaat. Soms was het wel pijnlijk als ik met een designer sprak en het einde van zijn merk ter sprake kwam. Alles heeft een tijd en hoort in een tijd. Je kunt ook de conclusie trekken dat je met een goed idee ver kan komen, zoals La Dress. En dat je soms vooral tegen de stroom in moet gaan. De zakenpartner van Fred de la Bretonière wilde de Shabbies-laarzen in het begin niet eens in de winkel hebben en zie wat een succes die zijn geworden.”